Uittreksel uit de Belijdenissen van Augustinus

Alypius Ambrosius Augustinus bederf begeerlijkheden begeerte behagen bekeering belijd beminde ben uw heil beving bevreesd Bisschop bleef denkbeelden dezelve diefstal dingen Doorgrond mijn hart droefheid dwaling eenige eeuwig ernstiglijk gansche gebed geest geloof gemoed genot Gij hebt Gij waart Gij zijt Goddelijke Godvruchtig goede hadt heid heiligen hemel hetwelk hetzelve hevige hoop hooren hunne ijdelheden inwendigen mensch jeugd Jezus Christus kerk ketterijen konde koorts kracht kuisch kwaad kwam last leven lief liefde liefelijke ligchaam dezes doods maken Manicheën Middelaar mijner ziel Milaan moeder mogte naamt neder nimmer omdat Gij ongeregtigheid onze harten oogenblik opdat regt riept rust schoon smarten terwijl tranen uw heil Uwe genade Uwe goedertierenheid Uwe hand Uwe oogen Uwe stem Uwen Uwer verborgen leven verlossen vermaak verre verzinke vleesch vleeschelijke vreugde vriend waarheid wanneer want wellust welsprekendheid wenscht wien wierd wijderd wijsheid wist zaligheid zeide zelfs zelven zonde zoude zoudt zulks zult